“Je begrijpt niet wat zionisme is.”

“Ja, sorry, ik onderbreek je even — laat me je even uitleggen wat zionisme écht betekent ...”
Nee. Stop.
Je onderschat mij. Maar daar gaat het niet eens om.
Het gaat om jou.
Jij weet namelijk dondersgoed wat ik bedoel als ik het woord zionisme gebruik.
En dat ik niet zit te wachten op jouw goedpratende trucs.
Want je weet:
Ik heb het niet over “de Joden”.
Niet over Israël als land.
Niet over het bestaansrecht van het Joodse volk.
Ik heb het over politiek zionisme — de keiharde, extreemrechtse koers van Netanyahu en zijn coalitie van ultranationalisten en ultraorthodoxen.
Een ideologie die bezetting goedpraat.
Die mensen in Gaza vermorzelt.
Die wraak verwart met rechtvaardigheid.
En als jij dan zegt dat ik “zionisme niet goed begrijp”?
Dan maak je van mijn gewetensbezwaar een vorm van antisemitisme.
Dat is vals.
En dat is gevaarlijk.
Ik hou van Joden. Zoals ik van mensen hou.
Ik geloof in de les van de Holocaust:
dat we nooit meer mogen wegkijken van onmenselijkheid.
En precies daarom spreek ik me uit.
Niet tegen mensen — maar tegen systemen.
Tegen machtsstructuren die haat zaaien.
Tegen ideologieën die onderdrukking normaal maken.
Dus nee, ik hoef niets uitgelegd te krijgen.
Ik weet wat ik bedoel.
Jij weet wat ik bedoel.
“Maar...”
Nee. Geen “maar”.
Ik ben duidelijk genoeg geweest.
We zijn klaar.